Menu

zondag 4 augustus 2013

Een weeffout in onze sterren – John Green


Op verzoek van mijn dochter: het young adult boek “Een weeffout in onze sterren”.
Volgens haar het meest hartverscheurende boek ever, en alhoewel ze lang niet zoveel gelezen heeft als ik natuurlijk - wie wel trouwens :) - kon ze wel eens gelijk hebben. Ik las het in de auto, terwijl ik mij door mijn man naar een feestje liet rijden, twee uur verderop – en dat was natuurlijk het stomste wat ik kon doen. Ik dacht dat ik een aardige harde was, maar dit keer liepen de tranen over mijn wangen. Heel mijn mascara naar de knoppen. Hoofdpersoon Hazel op een van de eerste bladzijden: “… Ik ging naar de praatgroep om dezelfde reden dat ik verpleegkundigen die nauwelijks achttien maanden in opleiding waren, toestond me te vergiftigen met chemicaliën met allerlei exotische namen: ik wilde mijn ouders blij maken. Er is maar één ding erger dan doodgaan aan kanker als je zestien bent, en dat is een kind hebben dat doodgaat aan kanker…”. Zo’n soort boek dus (je kunt nú nog besluiten deze blog weg te klikken…).


De onthulling van een schrijver
John Green (Indianapolis; 1977) schreef “Een weeffout in onze sterren” voor een vriendin met kanker. Hij heeft er vijf jaar over gedaan. En er is meer. Op Wikipedia las ik dat Green voor hij schrijver werd Engels en godsdienstwetenschappen studeerde (wat goed te merken is; het wemelt in het boek van verwijzingen naar schrijvers, kunstenaars, filosofen en theologen – tot mijn verrassing o.a. Rudolf Otto die gezegd zou hebben “… dat zijn werk niet besteed was aan wie nooit in aanraking was geweest met het heilige, aan wie geen non-rationele confrontatie met het 'mysterium tremendum' had ervaren …” - zo’n soort boek dus: je kunt... enz.). Green besloot priester te worden in de Anglicaanse kerk, waar ik van stond te kijken vanwege alle vloeken in het boek. Hij werkte enkele maanden als aalmoezenier in een kinderziekenhuis in Ohio. Daar zag hij veel kinderen sterven. Aha, dacht ik, want al benadrukt hij dat zijn boek om fictie gaat en dat het allemaal verzonnen is; je maakt mij niet wijs dat iemand iets dergelijks kan schrijven zonder op de een of andere manier een ervaringsdeskundige te zijn. “… Verdriet verandert je niet, Hazel. Het onthult je…”, laat hij iemand in het boek zeggen.

Ik ben een granaat
De mooie en intelligente Hazel (heeft al haar vakken afgerond - al gaat ze al drie jaar niet meer naar school; als ze kan volgt ze literatuurcolleges) heeft een ongeneeslijke vorm van longkanker die door een experimenteel medicijn tot stilstand is gebracht. Dag en nacht sjouwt ze een zuurstoffles met zich mee. Iedereen ziet dat ze wat mankeert. Op een praatgroep voor kinderen met kanker ontmoet ze de trekkebenende Augustus Waters, een ongelooflijk grappige jongen met een metaforentic en een beenprothese. Vanwege botkanker. Ze wil het niet: “… Ik ben net, net… ik ben net een granaat, mam. Ik ben een granaat en er komt een moment dat ik ontplof en ik wil het aantal slachtoffers graag tot een minimum beperken…”, toch wordt ze tot over haar oren verliefd op hem.
Hazel laat Augustus het boek dat voor haar het dichts in de buurt van de bijbel komt lezen (het leuke van boeken is dat het vaak over boeken gaat): “… Mijn lievelingsboek, met afstand was Een vorstelijke beproeving, maar dat vertelde ik niet graag. Soms lees je een boek dat je vervult met een raar soort evangelische geestdrift en raak je ervan overtuigd dat de verwoeste wereld nooit meer heel zal worden voordat de hele mensheid dat boek heeft gelezen. En er zijn boeken als Een vorstelijke beproeving, waarover je mensen niet kunt vertellen, boeken die zo bijzonder en zeldzaam en van jou zijn, dat het voelt als verraad om je liefde ervoor rond te bazuinen. Toch vertelde ik het Augustus…”. Het boek breekt middenin een zin af, omdat de hoofdpersoon overlijdt. Hazel wil heel graag weten hoe het verhaal afloopt en heeft zonder succes geprobeerd de schrijver op te sporen. Augustus lukt dat wel: hij blijkt als een soort kluizenaar in Amsterdam te wonen. Als Augustus van een goede doelen stichting zijn Kankerwens in vervulling mag laten gaan neemt hij Hazel en haar moeder mee naar Nederland, en hebben ze een verdraaid gecompliceerd treffen met de geadoreerde schrijver.

Galgenhumor
"Een weeffout in onze sterren" is vooral een eerlijk boek: het loopt niét goed af. Met genadeloze (galgen)humor – die in de vertaling van Nan Lenders bewonderenswaardig overeind is gebleven - beschrijft John Green de wereld van jongeren met kanker. Tussen de lach en de traan bestaat amper verschil. En misschien is dat ook wel de enige manier waarop een integere schrijver met zo’n emotioneel beladen onderwerp om kan gaan (de ondraaglijke lichtheid van het bestaan, enzo).
Green is een taalvirtuoos: “… Het is moeilijk uit te leggen, maar met hen praten voelde als steken en gestoken worden…” en “… Toen maakten zijn zussen en hun zooitje kinderen hun opwachting en dromden met z’n allen de keuken binnen. Ik stond op en omarmde hen allebei en was blij dat hun kinderen, druk en lawaaierig als opgewonden botsende moleculen door de keuken renden en riepen: ‘Jij bent hem nee jij bent hem nee ik was hem maar toen heb ik je getikt je hebt mij niet getikt want dat was niet raak maar ik tik je nu nee eikel dat telt niet DANIEL NOEM JE BROERTJE GEEN EIKEL mam als ik dat woord niet mag zeggen waarom zeg jij dan wel eikel eikel,’ en toen, in koor: eikel, eikel, eikel, eikel,…”.

Een Inspiratie voor Ons Allen
Hazel over de moeizame contacten met leeftijdsgenoten: “… Nog een probleem met Kaitlyn was, denk ik, dat het nooit meer natuurlijk zou voelen om met haar te praten. Alle pogingen tot normale sociale interactie waren alleen maar deprimerend, omdat het zo overduidelijk was dat iedereen die ik de rest van mijn leven zou spreken zich opgelaten en genegeerd zou voelen, behalve misschien kleine kinderen, zoals Jackie, die gewoon niet beter wisten…”. En Augustus over een overleden vriendinnetje: “… ‘Het punt met dode mensen,’ zei hij en stopte. ‘Het punt is dat je klinkt als een klootzak als je ze niet romantiseert, maar de waarheid is… ingewikkelder, denk ik. Je kent vast wel de legende van het stoïcijnse, vastberaden kankerslachtoffer dat heldhaftig en met onmenselijke kracht vecht tegen zijn kanker en nooit klaagt of ophoudt met lachen, zelfs niet als het eind in zicht is?’ ‘Inderdaad,’ zei ik. ‘Goedaardige, grootmoedige zielen die in alles wat ze doen een Inspiratie voor Ons Allen zijn. Wat zijn ze sterk! En wat hebben we een bewondering voor ze!’ ‘Precies, maar in werkelijkheid is het statistisch onwaarschijnlijk dat kankerkinderen, afgezien van ons twee natuurlijk, indrukwekkender of meelevender of volhardender of wat dan ook zijn dan een ander. Caroline was altijd chagrijnig en somber, maar ik vond dat wel leuk. Ik vond het leuk om het gevoel te hebben dat ze mij als enige in de hele wereld had gekozen om niet de pest aan te hebben, en we brachten heel veel tijd samen door en zaten voortdurend op iedereen af te geven: op de verpleging, op de andere kinderen, op onze familie. Maar ik weet niet of zij het was, of de tumor. Een van haar verpleegsters heeft me ooit verteld dat het soort tumor dat Caroline had in ziekenhuiskringen bekendstaat als de Huftertumor omdat je in een monster verandert. Dus is daar dat meisje, dat een vijfde van haar hersens kwijt is en bij wie die Huftertumor is teruggekomen en die nou niet bepaald het toonbeeld van stoïcijnse heldhaftigheid is dat een kankerkind hoort te zijn. Ze was… om eerlijk te zijn was ze een bitch. Maar dat kun je niet zeggen, want ze had een tumor en bovendien is ze, nou ja, ze is dood. En ze had redenen genoeg om niet heel aardig te zijn, snap je?’…”. En verder gaat het over ‘kankervoordeeltjes’ en over hoe ze de auto van de ex van een preventief gedumpt kankervriendje met eieren bekogelen en over de vernederende ervaring als je je eigen bed hebt ondergepiest en over dat als je in de prachtige blauwe ogen van je kankervriendje kijkt je helemaal niets van de ziekte kunt zien en over dat Nederlands geen taal is maar een ‘keelaandoening’ en over dat iedereen zijn stempel op de wereld wil drukken, maar dat je meestal littekens achterlaat …

Geloof jij in een leven na de dood?
De onvermijdelijke levensvragen worden belangrijk als je dicht bij de dood staat:
“… Zomaar uit het niets vroeg Augustus: ‘Geloof jij in een leven na de dood?’ ‘Ik ben van mening dat eeuwigheid een onjuist concept is.’ ‘Je bent zelf een onjuist concept,’ zei hij schamper. ‘Weet ik. Daarom word ik ook uit de roulatie genomen. ‘Dat is niet grappig,’ zei hij, met een blik op de straat. Er reden twee meisjes voorbij op een fiets, de een achterop bij de ander. ‘Kom op,’ zei ik. ‘Dat was een grapje.’ ‘Het idee dat jij uit de roulatie zou worden genomen vind ik niet grappig,’ zei hij. ‘Maar serieus: leven na de dood?’ ‘Nee,’ zei ik en bedacht me toen; ‘Nou, misschien gaat nee wat te ver. Jij?’ ‘Ja,’ zei hij vol overtuiging. ‘Ja, absoluut. Ik geloof niet in een hemel waar je op een eenhoorn rijdt, harp speelt en in wolkenhuizen woont. Maar wel in Iets met een hoofdletter I. Heb ik altijd gedaan.’ ‘Echt?’ vroeg ik. Ik was verrast. Ik had geloven in de hemel eerlijk gezegd altijd geassocieerd met een soort gebrek aan intelligentie. Maar Gus was niet dom. ‘Ja,’ zei hij zachtjes. ‘Ik geloof in die regel uit Een vorstelijke beproeving: ‘De opkomende zon, te stralend in haar kwijnende ogen.’ Volgens mij is dat God, die opkomende zon, en zijn licht is te stralend, en haar ogen kwijnen maar zijn niet verloren (ik dacht onmiddellijk aan 1 Timotëus 6:16). Ik geloof niet dat we terugkeren om rond te spoken bij de levenden of ze te troosten of zo, maar ik denk dat er nog iets met ons gebeurt.’…”.
De vader van Hazel: “… Ik weet niet wat ik geloof, Hazel. Ik dacht dat volwassen zijn betekende dat je wist wat je geloofde, maar dat blijkt tot nu toe niet het geval…”. En even verder: “… ‘Weet je wat ik geloof? Ik herinner me een wiskundecollege dat ik ooit heb gehad, een geweldig college dat werd gegeven door een heel klein oud vrouwtje. Ze had het over de discrete Fouriertransformatie toen ze opeens midden in een zin stopte en zei: ‘Soms heeft het er alle schijn van dat het universum opgemerkt wil worden.’ Dat is wat ik geloof. Ik geloof dat het universum opgemerkt wil worden. Het is extreem onwaarschijnlijk, maar ik denk dat het universum een lichte voorkeur heeft voor bewustzijn, dat het intelligentie beloont omdat het er genoegen in schept als zijn elegantie wordt waargenomen. En wie ben ik, die deel uitmaak van de geschiedenis, om het universum te vertellen dat het – of mijn waarneming ervan – slechts tijdelijk is?’…”.
En dan komt in mijn ogen een eindje verder de priester in John Green naar boven als hij het bovenstaande door Hazel laat omdraaien: “… Gus had gezegd dat hij bang was om vergeten te worden, en ik had gezegd dat hij bang was voor iets universeels en onvermijdelijks, en dat het probleem eigenlijk niet het lijden op zich is, of de vergetelheid op zich, maar de afgrijselijke betekenisloosheid ervan, het wrede nihilisme van lijden. Ik dacht aan mijn vader die had gezegd dat het universum opgemerkt wilde worden. Maar wat wij willen is dat het universum ons opmerkt, dat het het universum ook maar iets kan schelen wat er met ons gebeurt – niet met het collectieve idee van leven, maar met ieder van ons, als individu…”. En dát is nu precies wat er in de Bijbel wordt beweerd: dat jij er oneindig toe doet als persoon.

“Niet door een weeffout in onze sterren, Brutus, Neen, door onszelve zijn wij klein en nietig.” – Shakespeare.
Dit boek is verpletterend.

Voor wie meer wil weten, het NRC publiceerde een intrigerend interview met de schrijver: http://thomasdeveen.wordpress.com/2012/04/28/interview-in-nrc-boeken-john-green/.

16.10.13 - Amsterdam
Mijn dochter ontmoet John Green bij het Anne Frank Huis tijdens de filmopnamen van "The fault in our stars".










Uitgave: Lemniscaat - 2012, vertaling Nan Lenders, 256 blz., ISBN 978 906 770 661 8, €14,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier

6 opmerkingen :

  1. ik vond het boek redelijk goed. toch had ik er meer van verwacht. ik vond het eind mooi, maar niet geweldig. op een gegeven moment ging het me vervelen. de liefde tussen Hazel en Gus was vaag, en wat er met Hazel gebeurt aan het eind is onduidelijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het boek was geweldig! Het gaat veel verder dan de liefde tussen Hazel en Gus. Als je alleen het boek leest omwille van de romantiek tussen Gus en Hazel riskeer je inderdaad teleurgesteld te worden.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. hey ik heb een vraagje!
    Ik heb een aankomende nederlandse toets over dit boek op school en ik heb hem al in het engels gelezen. En aangezien ik niet van Nederlandse boeken hou, wil ik graag weten of het echt nodig is om te vertaling ook te lezen?

    gr rachel

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Hoi Rachel; ik weet niet wat voor opleiding je doet (je kunt het ook aan je leraar vragen), maar ik denk het niet, hoor. Op mijn leeskring zitten mensen die zowel in het engels als in het nederlands lezen: dat geeft nooit problemen. Het gaat om de inhoud, en die is hetzelfde toch?!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. ik heb een vraag, voor mijn boekpresentatie moet ik vertellen wat de titel betekent. mijn docent zegt dat er verschillende definities zijn voor deze titel, weet iemand welke?

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Zelf bedacht ik dat je aan de hand van het citaat van Shakespeare (zie hier boven)kunt stellen dat Hazel en Augustus dan misschien wel een weeffout in hun sterren hebben, maar dat ze verre van klein en nietig zijn. Integendeel. Ze ondergaan hun lot op een bijzonder heldhaftige manier...

    BeantwoordenVerwijderen