Menu

donderdag 18 mei 2017

Franny en Zooey – J.D. Salinger


Emmanuel Carrère heeft het in “Het Koninkrijk” - zie mijn vorige blog - over “Franny en Zooey” (1961), een boek van één van de belangrijkste moderne Amerikaanse prozaschrijvers: J.D. Salinger (New York 1919 – New Hampshire 2010). Ik kende de laatste alleen van zijn controversiële roman "De vanger in het graan" (1951). De onwaarschijnlijk mooie verhalenbundel “Franny en Zooey” gaat over een sexy, neurotisch meisje dat aan de haal gaat met een tekst van Paulus uit de eerste brief aan de Thessalonicenzen, die omstreeks het jaar 50 van onze tijdrekening in de verre gemeenten van Macedonië of Anatolië voor het eerst letterlijk werd opgevat: “… Bid zonder ophouden…”.

Hartsgebed

Carrère: “… Er bestaat een Russisch boekje uit eind negentiende eeuw dat "De ware verhalen van een Russische pelgrim" heet. Ik heb het in mijn christelijke periode gelezen en herlezen. En soms herlees ik het nog. De verteller is een arme moezjiek die amper kan lezen, een te korte arm heeft en op een goede dag in de kerk de priester de volgende zin hoort voorlezen, die Paulus heeft gezegd: ‘Bid zonder ophouden.’ Die zin nagelt hem aan de grond. Hij beseft dat dit méér dan belangrijk is, het is wezenlijk. Meer dan wezenlijk, vitaal. Het is het enige wat telt. Maar hij vraagt zich af: hoe kun je zonder ophouden bidden? En dus gaat de kleine moezjiek op pad over de Russische wegen, op zoek naar mensen die geleerder en vromer zijn dan hij en die kunnen uitleggen hoe hij dat moet aanpakken. "De ware verhalen van een Russische pelgrim" is een prachtig gevulgariseerde voorstelling van een mystieke stroming die al vijftien eeuwen in de orthodoxe kerk leeft en door de theologen hesychasme wordt genoemd, het zogenoemde ‘hartsgebed’. Het verhaal heeft een verrassende moderne nakomeling: ‘Franny en Zooey’…”. Vervolgens vertelt hij hoe de twintigjarige Franny, die kotst van het onechte, hypocriete universiteitsleven, op haar beurt in de New Yorkse bohemienwereld op dit anonieme Russische boekje stuit, en tot grote ontzetting van haar familie van s’ ochtends vroeg tot s’ avonds laat ‘Heer Jezus Christus, ontferm U over mij’ begint te prevelen. Haar broer Zooey, een pretentieuze, geniale acteur, probeert haar van die bevlieging af te helpen. Tegelijk staat hij er verregaand achter. Er bevond zich nog een exemplaar van “Franny en Zooey” in het magazijn van de bibliotheek waar ik lid van ben. Wat mij opviel is dat je het moeilijk een christelijk boek kunt noemen: de vloeken knetteren van de bladzijden. Was dat hip in de jaren zestig? Ik heb de indruk dat er tegenwoordig heel wat minder gevloekt wordt in literatuur. Het wordt niet meer gezien als gewaagd, eerder als plat en dom, passend bij blèrende tokkies dan wel achterlijke boerenkinkels. En dat is winst wat mij betreft, want ik struikel echt niet over een vloek in verband met woede, onmacht of agressie, maar als personages geen regel kunnen uiten zónder, dan vind ik dat dermate storend, zo niet stuitend, dat ik daarom een boek geneigd ben dicht te klappen. En toch…

Ziek van alles en iedereen
Het eerste verhaal gaat over Franny. Hoe vervelend en hooghartig de haar omringende studentjes wel niet zijn wordt meteen duidelijk als een stuk of twintig elitaire jongens op een station op hun meisjes staan te wachten, waaronder haar vrijer Lane. Ze “… praatten vrijwel zonder uitzondering op een in het universitaire milieu passende, dogmatische toon, alsof elk van hen op zijn schelspraakzame beurt voor eens en altijd afrekende met een of andere controversiële kwestie, die de niet-studerende buitenwereld al eeuwenlang, al dan niet op ergerlijke wijze, bezig was geweest te verknoeien…”. Als de trein eindelijk aankomt lopen de jongens de wachtkamer uit, “… de meesten met het air van mannen die minstens drie brandende sigaretten in iedere hand hadden…”. Lane probeert, net als de rest, “… zijn gezicht te ontdoen van alle sporen die heel eenvoudig, misschien wel heel mooi, zouden kunnen verraden wat hij dacht over degene die zou arriveren…”. Franny is niet iemand voor neutrale gezichten, ze groet opgewekt en kust hem: “… Het was een perronkus – aanvankelijk heel spontaan, maar nogal geremd in de voortzetting en met een zeker aspect van botsende voorhoofden…”. Ze steekt een arm door de zijne en legt beslag op het grootste deel van de conversatie, zo niet de hele conversatie. Hij zegt dat hij een kamer voor haar heeft geregeld in een pension waarvan ze direct vermoedt dat ze die met een stel anderen zal moeten delen. Ze lijkt het vooral te ervaren als ergens gedumpt worden zonder dat ze daar iets over te zeggen heeft: “… Soms was het verschrikkelijk om je gebrek aan geduld met de tekortkomingen van het mannelijk deel van de schepping in het algemeen, en die van Lane in het bijzonder te moeten verbergen…”. Ze zegt tegen hem dat ze hem gemist heeft, terwijl ze er zich tegelijkertijd van bewust is dat ze daar niets van meent. Als ze in een restaurant zijn beland kan ze zijn snobistische uiteenzetting over een artikel dat hij wil publiceren niet aanhoren en zegt dat hij precies lijkt op de professorale medewerkers bij haar op de universiteit, die voortdurend bezig zijn iedere grote schrijver af te zeiken en zo alles voor iedereen te verpesten. Ja, die zelfs “… zo briljant zijn dat ze nauwelijks hun mond open kunnen doen…”. Als Lane verbaasd vraagt wat haar mankeert zegt ze dat ze zich de hele week al verschrikkelijk ‘destructief’ voelt. “… Lane bekeek haar een paar tellen met groeiende ergernis. Het was heel goed mogelijk dat hij aanstoot nam aan, en bang was voor ieder teken van zelfstandigheid dat zijn vaste vriendinnetje vertoonde. In ieder geval maakte hij zich ernstig zorgen over de mogelijkheid dat Franny’s verkeerde been het hele weekend de vernieling in zou helpen…”. Het gaat van kwaad tot erger. Ze zegt dat ze wil stoppen met haar studie, dat de dichters die ze kent wel aardig zijn maar waardeloze troep afscheiden, dat er niemand is die ze kan respecteren. Ze begint te transpireren, eet niets, rookt als een ketter, en verdwijnt wit als een doek naar de wc om een onbedaarlijk potje te janken – Lane geïrriteerd, en voor de omstanders zogenaamd verveeld, achterlatend. Min of meer opgelucht komt ze terug bij Lane, maar gaat direct door zitten somberen. Dat alles wat iedereen doet hetzelfde is, en onbeduidend, en zinloos, en dat haar dat verdrietig maakt. Dat ze alle ego’s om zich heen spuugzat is. Dat iedereen die zichzelf interessant vindt walgelijk is. Dat ze een absolute ‘niemand’ zou willen zijn, en er ziek van wordt dat ze dat niet durft. En dat ze gelooft dat ze gek wordt of dat ondertussen misschien al is.

God zien
Dan komt, terwijl ze naar een zakdoek zoekt, het boekje over de Russische pelgrim uit haar tas, en begint ze Lane enthousiast te vertellen over het Jezusgebed. Ze heeft het over het mystieke effect dat het heeft op je leven: “… Ik bedoel, dat is min of meer het hele punt. Ik bedoel je doet het om je hele kijk op het leven te zuiveren en je krijgt een volkomen nieuw idee over waar het allemaal om gaat…”. Franny: “… Maar wat het is, wat zo prachtig is, is dat je aan het begin niet eens hoeft te geloven in wat je doet. Ik bedoel zelfs als je het allemaal ontzettend gênant vindt geeft dat niets. Ik bedoel je beledigt er helemaal niets of niemand mee. Met andere woorden niemand verlangt van je dat je ook maar iets gelooft als je pas begint. Je hoeft niet eens na te denken over wat je zegt, vertelde de starets. Het enige waar het in het begin om gaat is kwantiteit. En dan, later, gaat dat vanzelf over in kwaliteit. Op eigen kracht of zoiets. Hij zegt dat elke naam van God – het geeft niet welke – van zichzelf die eigenaardige, zelf-werkzame kracht heeft en begint te werken nadat je als het ware een beginnetje hebt gemaakt…”. Even verder: “… En eigenlijk klopt het ook precies. (…) Want in de Nemboetsoe-sekten binnen het boeddhisme herhalen de mensen voortdurend de woorden: ‘Namoe Amida Boetsoe’ – wat betekent: ‘Geprezen zij de Boeddha’, of iets dergelijks – en daar gebeurt precies hetzelfde. Precies - (…) Hetzelfde gebeurt ook in ‘The Cloud of Unknowing’. Alleen met het woord ‘God’. Ik bedoel je zegt alleen maar de hele tijd het woord ‘God’…”. Tussen haakjes: Salinger had zelf een grote interesse voor het zenboeddhisme. Franny zegt dat het haar fascineert: “… Ik vind alleen dat het een ontzettend eigenaardige samenloop van omstandigheden is (…) dat je steeds weer hetzelfde advies tegenkomt – ik bedoel al die ver ontwikkelde en honderd procent echte religieuze figuren die je telkens weer vertellen dat er, als je de naam van God steeds maar blijft herhalen, iets gebeurt. Zelfs in India. In India zeggen ze dat je moet mediteren over het ‘Om’, wat eigenlijk op hetzelfde neerkomt, en dat moet precies hetzelfde resultaat hebben. Dus ik bedoel je kan het niet gewoon maar wegrationaliseren zonder zelfs - …”. Lane vraagt wat het resultaat is van al die synchronisatie en abracadabra. “… Je gaat God zien. Er gebeurt iets in een of ander volstrekt niet-fysiek deel van je hart – volgens de Hindoes de verblijfplaats van de Atman, als je ooit wel eens godsdienst hebt gedaan – en je ziet God, dat is alles. (…) En nu moet je niet vragen wie of wat God is. Ik bedoel, ik weet niet eens of Hij wel bestaat. Toen ik klein was dacht ik altijd - …”. Dan staan Franny en Lane op om weg te gaan en valt Franny flauw. Het enige waar Lane zich druk om maakt is of hij die nacht wel aan zijn trekken komt. Hij dwingt haar rust te nemen: “… Misschien kan ik dan na een tijdje, als je een beetje behoorlijk uitgerust bent, op een of andere manier naar boven komen. Ik geloof dat er ergens een achtertrap is in dat krot. Ik kom er wel achter…” (let wel: het is anno 1955). Of ze wel weet hoe lang het geleden is dat ze wat met elkaar hebben gedaan: “… Dat kan niet zo. Het begint godbetert wel op geheelonthouding te lijken…”. Franny kijkt, alleen achtergebleven, volkomen stil naar het plafond. “… Haar lippen begonnen te bewegen, volkomen geluidloze woorden, en bleven bewegen…”. Is ze zwanger?

It’s a wise child
Het tweede, veel langere verhaal, gaat over Zooey Glass, de bijdehante en goedgebekte broer van Franny, een onthutsend mooie televisieacteur van vijfentwintig, die in bad een vier jaar oude brief zit te lezen. De schrijver begint met een inleiding waarin hij zichzelf introduceert en zegt een soort zestien-millimeter prozafilm te schrijven. Franny en Zooey blijken de twee jongsten uit een upper class gezin in Manhattan te zijn, oorspronkelijk bestaand uit zeven wonderkinderen: “… die in hun jeugd allemaal met nogal gunstig uitkomende tussenpozen regelmatig op de radio te horen waren geweest in een kinderquiz waarvan de titel ‘It’s A Wise Child’ luidde…”. Alle zeven kinderen (die om de beurt in alle andere verhalen van Salinger functioneren zodat hij met zijn oeuvre eigenlijk een geheel eigen wereldje heeft geschapen) waren erin geslaagd: “… tijdens de uitzendingen een ontzagwekkend aantal afwisselend dodelijk-geleerde en dodelijk-schattige vragen – door de luisteraars ingestuurd – te beantwoorden met een onbedorvenheid, een aplomb dat beschouwd werd als uniek voor de commerciële radio. De reacties op de kinderen waren dikwijls verhit maar nooit lauw. Over het algemeen konden de luisteraars ingedeeld worden in twee halsstarrige kampen; degenen die beweerden dat de kinderen Glass een stel onuitstaanbaar ‘knappe’ terpetijnpissertjes waren die bij hun geboorte verdronken of vergast hadden moeten worden, en degenen die beweerden dat het hier ging om persoontjes die over een ongebruikelijke, zij het niet benijdenswaardige dosis gevatheid en verstand beschikten…”. Hun moeder, consequent aangeduid als ‘Bessy’, wil de badkamer in om wat weg te leggen in het medicijnkastje. Zooey trekt het aartslelijke douchegordijn dicht en roept dat ze binnen kan komen. De omschrijving van Bessy doet denken aan Ma Flodder: “… Ze droeg haar gebruikelijke huiskostuum – dat haar zoon Buddy (een schrijver en dus, zoals niemand minder dan Kafka ons vertelt, geen aardig iemand) haar pre-bericht-van-overlijden-uniform noemde. Het bestond uit een in de dienst vergrijsde, nachtblauwe kimono. Ze droeg deze vrijwel onveranderlijk overdag in de hele flat. Hij fungeerde, met zijn vele, enigszins occult-uitziende-plooien, tevens als opslagplaats voor de parafernalia van een zeer zware kettingrookster en een doe-het-zelfster; op de heupen waren twee buitenmodel zakken aangebracht en die bevatten doorgaans twee of drie pakjes sigaretten, verscheidene mapjes lucifers, een schroevendraaier, een klauwhamer, een padvindersmes dat vroeger van een van haar zoons was geweest en een stuk of wat geëmailleerde krukken van kranen, plus een assortiment schroeven, spijkers, scharnieren en zwenkwieltjes met kogellagers – en al deze dingen hadden de neiging mevrouw Glass zachtjes te doen rinkelen als ze door haar grote flat liep…”. Bessy wil dat Zooey met Franny gaat praten die al achtenveertig uur lang op de bank in zichzelf ligt te mompelen en tranen met tuiten huilt. Ze maakt zich zorgen en aan hun vader heeft ze ook al niets; die heeft verdorie alleen maar gevraagd of ze dacht dat Franny misschien opgevrolijkt kon worden met een mandarijntje! Moet ze een psychiater bellen? Zooey: “… Ga je gang maar. Bel maar gewoon een of andere psychiater die getraind is in het aanpassen van mensen aan de geneugten van de televisie en van Life iedere woensdag en reizen naar Europa en de waterstofbom en de presidentsverkiezingen en de voorpagina van de Times en de taken van de oudercommissie in Westport en Oyster Bay en god weet wat er verder nog allemaal blaakt van normaalheid – ga je gang maar en ik kan je garanderen dat Franny binnen een jaar of in een gekkenhuis zit of met een brandend kruis in haar handen de een of andere godverlaten woestijn in loopt…”. Bessie denkt dat Franny over haar toeren is geraakt door het fanatiek religieuze boekje dat ze overal mee naar toe sleept. Zooey denkt dat de oorzaak Lane is, die hij bestempelt als een eerste klas klootzak.

Freaks
Wat blijkt? Hun oudste broers hebben bij wijze van experiment Franny en Zooey allerlei spirituele literatuur laten lezen voor ze wetenschappelijk gevormd werden. Zodat ze eerst geestelijk het licht zouden zien. Dat heeft ‘freaks’ van hen gemaakt met Wise-Child-complexen, aldus Zooey: “… Ik kan niet eens meer met iemand gaan lunchen en mijn bijdrage leveren aan een normale conversatie. Of ik raak zo verveeld, of ik begin zo te preken dat als die stomme kaffer nog een beetje verstand had hij zijn stoel op mijn kop in elkaar zou rammen…”. Hij meent dat als hij zich in een kamer bevindt met iemand die beschikt over het gebruikelijke aantal oren, hij verandert “… in een godverlaten ziener of in een menselijke hoedenpen. De Koning der Zeurpieten…”. En Franny natuurlijk idem dito. Ze zal later zeggen dat het een wonder is dat Lane haar vanwege al haar gekat niet overhoop heeft geschoten. Zooey vertelt zijn moeder dat hij niet meer aan tafel kan gaan zonder de Vier Grote Eden in zichzelf op te zeggen, zo is dat er ingestampd. De vier wat? De Vier Grote Eden: “… Hoe ontelbaar de levende wezens ook zijn, ik zweer dat ik ze zal redden; hoe onuitputtelijk de lusten ook zijn, ik zweer dat ik ze zal onderdrukken; hoe onmetelijk de Dharma’s ook zijn, ik zweer dat ik ze meester zal worden; hoe onvergelijkelijk de waarheid van de Boeddha ook is, ik zweer dat ik haar zal verwerven…”. Ook hij legt uit wat het boekje over de pelgrim behelst. Treiterig zegt hij tegen Franny als hij naar de bank loopt: “… Ah. De lippen van mevrouw bewegen. Het gebed stijgt op…”. Als Franny beargumenteert dat het op de universiteit alleen maar om kennis gaat en niet om wijsheid, en dat kennis gelijk staat aan rijkdom, oreert Zooey op sublieme wijze dat haar manier van omgaan met het Jezusgebed ook alleen maar bedoelt is om immateriële rijkdom te verwerven. Dat ze een vroom luchtje begint te verspreiden. Dat haar hysterische gedoe buitengewoon onaantrekkelijk is. Dat dat haren hemd-achtige martelaarsleven en verwaande kruistochtje die ze tegen iedereen voert hem helemaal niet bevalt. Dat haar haat gericht is op de persoon: ze zou beter moeten weten. Dat hij zich nog de tijd kan herinneren dat ze last had van een aanval van afvalligheid van het Nieuwe Testament die kilometers in de omtrek te horen was. En dat haar zenuwinzinking bovendien verschrikkelijk is voor paps en mams – of ze niet uit het zicht op de universiteit kan instorten. Ze ligt alleen maar ziek thuis omdat daar van alle kanten voor haar wordt gezorgd en ze van alle gemakken is voorzien.

Het bewustzijn van Christus
Zooey denkt dat Franny Jezus niet ziet zoals Hij is, maar een soort Franciscus van Assisi annex grootvader van Heidi van Hem maakt. En al dat gemekker over ego dit en ego dat: “… Je zou Christus zelf moeten zijn om te beslissen wat ego is en wat niet. We zitten in Gods heelal maatje, niet in het jouwe, en Hij heeft het laatste woord over wat ego is en wat niet…”. De helft van alle ellende in de wereld wordt juist veroorzaakt door het feit dat mensen hun echte ego niét gebruiken! Gaandeweg wordt Zooey steeds positiever over Jezus. Volgens hem steekt Hij met kop en schouders boven iedereen uit: “… Maar vooral, bovenal, welke Bijbelse figuur, behalve Jezus, wist – wist – dat we het Koninkrijk der Hemelen bij ons dragen, van binnen, waar we allemaal te godgeklaagd stom en sentimenteel en fantasieloos zijn om te kijken? Je moet echt een zoon van God zijn om dat soort dingen te weten. Waarom denk je daar niet aan? Ik meen het Franny, ik zit geen flauwekul te verkopen. Als je Jezus niet precies ziet zoals Hij was, dan begrijp je zijn gebed ook niet – dan krijg je zijn gebed helemaal niet, dan krijg je alleen maar een soort georganiseerde huichelarij…”. En even verder: “… Het Jezusgebed heeft een doel, en niet meer dan een. Degene die het uitspreekt te begiftigen met een bewustzijn van Christus…”. Misschien moet Franny dus toch maar doorgaan met het gebed. Mij lijkt dat hij bedoelt dat het bewustzijn van Christus 'liefde' is, dus kan het helemaal niet dat Franny alle ego’s haat. Eind goed, al goed: met een gelukzalige glimlach op haar gezicht valt Franny tenslotte in slaap.

Uitgave: De Bezige Bij – 2008, vertaling Johan Hos, 212 blz., ISBN 978 902 342 840 4, € 19,90
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten