Menu

dinsdag 2 januari 2018

Klont – Maxim Februari


De jaarovergang noopt tot reflexie. Duiding van wat achter je ligt. Denken over wat komen gaat. Een grappig boek met een serieuze ondertoon, dat je in deze overwegingen mee zou kunnen nemen, is “Klont” van Maxim Februari (1963, jurist, filosoof): “… Klont is natuurlijk een gezellig woord. Alle vrouwen die ik ken hadden er weer andere associaties bij. De een had het wel eens vertederd gebruikt als koosnaampje, de ander kende het als ouderwets meelgerecht, de derde probeerde op tijd ‘klont!’ te roepen als ze eigenlijk wilde gaan vloeken. Ik had het zelf nog nooit gebruikt. Toen ik het voor het eerst tegenkwam, dacht ik zoals gezegd dat de klont een kluwen systemen was van systemen die met elkaar in de knoop kwamen, en dat alleen al was spectaculair genoeg. Angstaanjagend. Niet dat ik dacht dat er iemand achter zat, maar dat was juist het angstaanjagende. Er viel geen gemoedelijke maffia achter te ontdekken, geen oldskool veiligheidsdienst, geen spannende kaste van satanisten of salafisten, zelfs geen hippe kring van hackers, black T-shirts, slimme meisjes en jongens met overspannen verwachtingen van zichzelf die slimme dingen deden met patronen en profielen. Niemand. Louter amorfe verzamelingen instructies die onderling botsten: de klont…”.

Niet depressief en niet antidepressief

Het verhaal omvat twee hoofdpersonen. Ten eerste Alexei Krups (alleen de naam al: doet me gelijk denken aan de Duitse staal- en wapengigant Krupp), annex de schrijver zelf, een omhooggevallen yup die met zijn snelle, innemende, extraverte uitstraling hele zalen vol hoogopgeleiden plat kletst: “… In Milaan of Washington sprong ik atletisch het podium op en ik zei bijvoorbeeld dat de mensen - ‘sinds ze op een huishoudtrapje zijn gaan staan en de goden uit de hemel hebben geplukt’- op zoek zijn naar houvast. De andere leden van de intelligentsia waren iedere keer weer behoorlijk onder de indruk. Ik won er prijzen mee…”. De massa heeft een vijand nodig, meent hij. Een vijand om ’s morgens voor uit bed te komen en het gevecht mee aan te gaan. En die vijand levert hij: de klont. Een zogenaamd op hol geslagen wolk donkere internetdata die op eigen initiatief tot actie overgaat en amok maakt in de volgens hem alomtegenwoordige controlestaat. Iedereen gelooft Krups op zijn woord. Zijn opinies drijven op plagiaat. Hij doet op zijn manier aan ‘recycling’. Hij ziet zichzelf als een ‘succesvolle auteur van andermans ideeën’ en ‘een handelaar in intellectueel afval’. Oftewel: hij plakt en knipt bij het leven. Ten tweede zijn tegenspeler Bodo Klein: alom geacht technologie-expert op het ministerie van veiligheid, introvert, beschouwend, eenzaam en zoals zijn naam al voorspelt, begeestert door minderwaardigheidsgevoelens zo niet zelfhaat. Op zijn zevenenvijftigste loopt hij op een systeem van antidepressiva die hem niet meer raken: “… Hij is niet depressief en, zo heeft zijn arts intussen laten weten, niet antidepressief…”. Bodo Klein heeft genoeg van het leven en stuurt een bijna niet te kraken zelfmoordmail rond, waarin hij zijn dood aankondigt, “… triomfantelijk zoals een poes een dode muis op de deurmat legt…”. Even verder: “… De tijd drong. De dood wachtte…”. Maar hij is te slap om het plan uit te voeren.

Hm. Dat weet je nooit
De vrouw van Bodo Klein, een doelgerichte chirurg die van aanpakken weet, sjouwt onderwijl met “… niemand minder dan de prins en de prinses…” - twee kleinkinderen - door de stad om kleren te kopen, want haar dochter en hun moeder loopt op alledag: “… Vooruit, zei ze. Waarom moet ik altijd, altijd op jullie wachten. Gehaast haalde ze een jurk uit het rek en ze schoof haar kleindochter zonder pardon de paskamer in. Colette was de enige die zo vreselijk op de kinderen mocht mopperen, want ze was de enige die van hen hield. En hun ouders dan? Hm. Dat weet je nooit…”. Ergens geeft Bodo Klein wel om zijn vrouw, maar hij weet geen gesprek met haar te beginnen. Prachtig schrijft Februari over zijn zwangere stiefdochter (ook dat nog) met haar ‘angstaanjagende buik’: “… Haar voeten lagen op een van de keukenstoelen; ze sloeg haar arm over de stoelleuning en ging zo uitgebreid achteroverhangen dat haar buik als een moreel oordeel boven het tafelblad uitstak…”. Aan de andere kant van het spectrum brengt Februari ondertussen iets heel wezenlijks onder woorden, denk ik, als hij Alexei Krups laat mijmeren: “… De zaal mag blij zijn dat ik de puzzel heb opgelost. Dat ik de sociale ingewikkeldheden van het tijdperk heb kunnen samen fröbelen in één woord – klont – dat in al zijn eenvoud klinkt als een probleem en oplossing tegelijk. Soms komt de gruwelijke gedachte bij me op dat geen mens de mentale capaciteiten bezit om zelfs maar de juiste vragen te stellen aan de toekomst die op ons toe raast…”. Kortom, we weten nog niet wat we zijn zullen en de mensheid lijkt bereid achter elke antichrist aan te rennen die het etiket deskundige op zijn voorhoofd plakt. Een minister: “… ze wist dat er in de wereld een revolutie op komst was, maar ze kreeg er geen vat op…”. En dan gelijk daarop, of de schrijver zijn eigen zwarigheid onderuit wil schoppen: “… U hebt een horizontale persoonlijkheid’, had een journalist haar een dag eerder voor de voeten geworpen, opmerkzaam zoals journalisten zijn. ‘Ik kan ook heel verticaal zijn, hoor’, had Kirstin geglimlacht. Ze keek de serieuze man met zijn ronde brilletje stralend aan. Zoek jij maar naar spirituele verheffing en hemelse vrede, stuk onbenul, dacht ze, dan zorg ik dat alles hier op aarde werkt…”.

Giddy up

In een geestig fragment richt de schrijver zich tegen jou, als hopeloos achterhaalde lezer: “… Als je dit leest, snap je blijkbaar nog steeds niet hoe de wereld in elkaar zit. Jawel, ik mag aannemen dat ieder van jullie als een braaf kind zijn school heeft afgemaakt, en vervolgens heb je ergens onderweg naar de volwassenheid allemaal het bizarre idee in je hoofd gehaald dat de beschaving en jij elkaar iets te bieden hebben. Nou, kijk eens aan, je hebt je droom niet opgegeven, tijger, je hebt dapper volgehouden en nu lees je zowaar een roman. Giddy up, motherfucker, zou Schneider zeggen. Ga zo door, je bent fantastisch…”. De roman is heden ten dage volledig overbodig, aldus Krups. Wijsheid is vervangen door slimheid: “… Nee, als u echt wilt weten wat ik denk, dames en heren, zeg ik, dan kan ik beter op dit papier hier voor me pissen en u de opbrengst straks na afloop meegeven in een geplastificeerd laboratoriumzakje dan drie kwartier lang als een negentiende-eeuwer tegen u gaan staan aanpraten…”. De roman is voor ouderwetse mensen die nog interesse hebben in het individu. Dataverkeer zorgt er juist voor dat iedereen in dezelfde mal wordt geperst. Iets als een unieke persoonlijkheid is op sterven na dood. Alleen de superrijken krijgen het voor elkaar de moderne techniek buiten de deur van hun landgoederen te houden - dark holes, plaatsen achter Gods rug - en een vooroorlogs leven te leiden dat inmiddels het summum van hipheid is. Ze “… keken vanaf grote hoogte meewarig neer op dat oude net, dat na de eerste pioniersjaren van de vorige eeuw intussen was verworden tot een Spaans vakantieresort, een verlopen kermis waar het plebs krioelde, leuterde, zwatelde, ruzie kreeg, elkaar de keel afsneed, dronken foto’s van zichzelf rondstuurde, bestolen werd door geliefden die niet bestonden en ieder moment onder surveillance stond van de geheime diensten en de kapitalistische maffia…”. Want, “… Trek een hond aan zijn staart en hij jankt. Trek een koelkast aan haar staart en ze rapporteert je bij de Verenigde Naties…”.

Ei-gen-lijk
De minister van Veiligheid vindt dat Bodo Klein maar een paar weken vrij moet nemen na alle consternatie die hij heeft veroorzaakt. Of hij in die tijd misschien de gangen van de vreemde onruststoker en hedendaagse profeet Alexei Krups kan nagaan. Dat resulteert natuurlijk in de ontmaskering van de pseudo-wetenschappelijke charlatan. De media kiept de volle mestkar der veroordeling over zijn arme hoofd. Hij kan niet veel anders doen dan in de luwte blijven en wachten tot de massa weer medelijden met hem krijgt. Hij weet als geen ander hoe dat gaat en hoe er mee om te gaan. "... Eigenlijk...", vertrouwt hij een vriendin telefonisch toe, "… Ei-gen-lijk zie ik de hele geschiedenis vooral als een kans om te leren…". En vervolgens: “… ‘En dan bedoel ik ons allemaal,’ zei ik. ‘Jij. Ik. We moeten allemaal leren van ons aandeel hierin. En dat is hard werk, hoor, Sally. We moeten door diepe dalen. Hoe gaat dat gezegde over berouw ook alweer? Spijt brengt je naar het vliegveld, maar koopt geen ticket voor je? Ik hoorde haar snuiven toen ze begreep wat ik zei. 'Wat voor onmens bén jij in godsnaam?' 'Vraag mijn moeder,' zei ik tegen haar. ‘Die kent me.’ Pas toen ik de verbinding had verbroken, bedacht ik tot mijn afgrijzen dat ze dat waarschijnlijk ook echt ging doen…” (Sally zit net zo goed in de nesten; ze heeft hem geciteerd in haar werk omdat ze dacht dat hij betrouwbaar was). Als de rook een beetje is opgetrokken stelt zijn manager alweer voor om een boek te schrijven over zijn ervaringen. Waarschijnlijk heeft Februari de wederwaardigheden van Diederik Stapel goed gevolgd – Stapel is dan ook psycholoog.

Lieverd
Ei-gen-lijk stelt het hele verhaal inhoudelijk geen bal voor, maar is het wat mij betreft Februari’s literaire verbeelding die het bovenaards doet schitteren. Neem zinnen als: “… De stralen van de warme middagzon vielen met heilige ernst door de bladeren…”. De dichterlijke overdrijving: bijvoorbeeld dat de klont naar alle waarschijnlijkheid wordt aangestuurd door de slachter uit Syrië. Een dikke vrouw met ‘pornoallure’ wordt aanbeden door de mannen die ze ontmoet, maar ze houden discreet de deksel op het ‘pierenpotje van hun fantasieën’, want ze ‘gulpte en pletste’ van alle kanten over het ideale schoonheidsideaal. En, mocht je het nog niet weten, "The Circle" van Dave Eggers en "Purity" van Jonathan Franzen zijn ook al geschreven door de klont. Verder nog heel leuk, vind ik, op een gegeven moment gaat het zelfs over dat opvallende randje oogwit dat je soms ziet glanzen boven (of onder?) pupillen: “… Sanpaku ogen. Japanners zeggen dat de witte bovenrand een teken is van criminele aanleg – en dat duidt op een vorm van bruutheid die voortkomt uit geestelijke disbalans. Charles Manson had het. Jack Nicholson. En alle Illuminati…” (aha, dacht ik, daarom vond ik die vent van de cup-a-soup reclame altijd zo vreselijk). Uiteindelijk vraag je je af of Alexei Krups en Bodo Klein wel zo heel veel verschillen. Terwijl Krups op zijn bed ligt te wachten op het doorbreken van empathie in de publieke opinie, staat Bodo Klein na het succesvol uitvoeren van zijn opdracht als een bejaarde kleuter, mokkend met zijn rug naar zijn vrolijke familie, uit het raam van de eetkamer te staren. Hij voelt zich door en door verlaten. Niemand heeft aandacht voor hem. Ze hebben wel wat anders aan hun hoofd: er is een baby geboren. Zijn vrouw, de wonderdokter, weet de dramatische situatie op een weergaloze manier ‘klein’ te houden, zoals de therapeuten ons veelal adviseren. “… Kom nou, lieverd,’ zegt ze. Dat zegt ze, ‘lieverd’, en ze zegt ook nog ‘de soep wordt koud’…”. Ei-gen-lijk zijn mannen best wel een beetje zielig, af en toe. Van mij mag Maxim Frebruari de volgende oudejaarsconference schrijven.

Uitgave: Prometheus – 2017, 256 blz., ISBN 978 904 463 414 3, € 19,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier

2 opmerkingen :

  1. Beste Evelien,
    Ik lees steeds met plezier je recensies/commentaren die meestal veel meer bijbrengen en diepgaander zijn dan wat ik in de "serieuze, geschreven" pers te lezen krijg.
    Over Klont deel ik echter je mening niet. Ik kon echt niet in het boek geraken. Het heeft mij heel de tijd helemaal koud gelaten en geen enkel leesplezier verschaft. De toon was te afstandelijk, de personages van karton (waardoor ze nauwelijks uit mekaar te houden zijn), de plot weinigzeggend. Gevolg : ondertussen al naar De Slegte (n Vlaanderen) gebracht. En geen spijt van

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik ben het helemaal eens met Jan Quisthoudt.
    Dit is een van de slechtste boeken die ik ooit gelezen heb.
    Oersaai, slecht verhaal en verbluffend krakkemikkig geformuleerd.
    Voorbeeld: "De stralen van de warme middagzon vielen met heilige ernst door de bladeren, een witte vlinder danste om mijn hoofd."
    Brrr!

    BeantwoordenVerwijderen